Skiff

Wijde Aa
De Wijde Aa is een zeeskiff die werd gedoopt door Hetty Vogelensang en voorgeroeid door Jacco
Holthuis. De Wijde Aa is een langgerekte oeroude veenstroom in de gemeente Kaag en Braassem. Aan de westkant komt de Wijde Aa bij Hoogmade uit op de (Kromme) Does. Aan de oostkant loopt het tot de driesprong van de Woudwetering en het Paddegat en vervolgens in het Braassemermeer. Het riviertje is in de zomer een populaire zwembestemming. In de oude Veendermolen is sinds 1958 zeilschool 'de Wijde Aa' gevestigd. De naastgelegen afgeknotte molen is de Jonge Willem, officieel de Zonnemolen. Hier werd vroeger
koren gemalen.

Femke
De Femke is een jeugdskiff die zonder doop in de vaart werd genomen. De boot werd overgenomen van Die Leythe.

De Dobbe II
De Dobbe II werd gedoopt door Kees de Bruijn. In Voorschoten kennen we de Dobbewetering in de veenzijdse
polder tussen Voorschoten en Wassenaar en de Dobbewijk aan de westkant van Voorschoten. Een dobbe is een natuurlijke of een gegraven poel zonder aan- of afvoer. In of bij nederzettingen waren het vaak bluswatervijvers. Vaak waren het ook drink- of wasplaatsen voor het vee. In 1976 werd de Dobbe I (C1x) gedoopt. Deze boot is geschonken aan roeivereniging Iris in Lisse.

Tweeën en vieren

Oostergeest
De Oostergeest werd gedoopt door Loes van der Werf. De Oostergeest is een DuoLite boot (2x–) aangeschaft met een financiële bijdrage van de Stichting Fonds Han Ponneker ten behoeve van het aangepast roeien. De boot is door zijn breedte extra veilig en wordt veelgebruikt door roeiers met een beperking. De naam Oostergeest is verbonden aan een buitenplaats in Warmond. Op 20 augustus 1651 kocht de Warmondse schout en baljuw Cornelis van Rosenburgh een stuk land met een boerderij. Hier bouwde hij rond 1660 het huidige landhuis. Toen dit huis in 1667 werd verkocht, was er volgens de papieren al sprake van een
aanzienlijke woning met een tuin en boomgaard. Na verkoop en vererving kreeg Abraham
Oudshoorn het huis in 1702 in bezit. Op dat moment werd de buitenplaats nog aangeduid met de naam ‘De Hoop’. Na opnieuw verkoop en vererving kocht Cornelis Schrijver het huis voor zijn zoon, de Warmondse dominee Paridanus Schrijver. De dominee hernoemde de buitenplaats tot Oostergeest. In 1850 kocht de familie Leemans de buitenplaats aan. Deze familie is sindsdien eigenaar gebleven van Oostergeest. Er heeft in deze periode alleen onderhoud en modernisering plaatsgevonden. Er zijn geen grote wijzigingen aan Oostergeest
aangebracht.

C-boten

De Rhijnhof
De Rhijnhof (C4) werd gedoopt door Elly Tolman. De buitenplaats Rhijnhof ligt aan de Rijn, een rivier met een lange geschiedenis. In de Romeinse tijd vormde de Rijn de noordgrens van het rijk. De Rijn lag toen tussen uitlopers van strandwallen in een gebied dat bij hoge waterstand van de rivier regelmatig onder water kwam te staan. Daarbij werden grote hoeveelheden klei afgezet. Deze klei was de grondstof voor veel pannen- en steenbakkerijen die langs de Rijn te vinden waren. Ook op de plaats van het huidige Rhijnhof bevond zich tot in de 17e eeuw een steenbakkerij met enkele arbeidershuisjes. In 1679 kocht Nicolaas van Campen, schepen te Leiden, de grond en bouwde er een speelhuis Dubbelhof met boomgaard en uitzicht op het Haagsche Schouw. Een volgende eigenaar besloot een nieuw huis te bouwen omdat de later aangebouwde vleugels van de Dubbelhof waren gaan verzakken. Het nieuwe huis kreeg de naam Rhijnhof. Hoewel het huis vanaf de waterkant een grootse indruk maakt, was het toch vrij klein en een echt zomerverblijf. In 1775 kreeg het huis het aanzien zoals wij dat ook nu nog kennen. Na een opeenvolging van rijke eigenaren verwierf in 1870 de familie Cock, die op het Rapenburg in Leiden een winterverblijf bezat, de Rhijnhof als zomerverblijf. Via vererving en verkoop kwam de Rhijnhof in het begin van de 20e eeuw in handen van een echtpaar uit Deventer. De toekomst van het huis werd onzeker en in Leiden bestond de vrees dat het huis zou worden gesloopt. Maar dat gebeurde niet en het buiten bestaande uit herenhuis, koetshuis, landerijen en orangerie werden verkocht aan de Hervormde Gemeente Leiden die het terrein lieten ophogen en de buitenplaats veranderde in de begraafplaats Rhijnhof. De aula was in de koepelzaal van het buitenhuis. Toen voor grote gezelschappen deze ruimte te klein werd een nieuwe aula gebouwd en het huis, het koetshuis en de orangerie werden verkocht aan een particulier.